Tussentoets 2b (1:4:4:2 tegen 1:4:3:3) quiz Meld je aan voor de cursus voordat je met deze test begint. 1. Waarom vindt Erwin van de Looi het prettig als teams 1:4:3:3 mandekking gebruiken om op eigen helft een 1:4:4:2 vlak te verdedigen? Het zorgt ervoor dat zijn team zowel een overtal achterin als op het middenveld heeft, waardoor zijn spelprincipes vanzelf tot uiting komen. De loopactie van de buitenste middenvelders naar binnen toe trekt de tegenstanders mee, waardoor er aan de zijkant alle ruimte ligt voor de backs. In dit scenario volgen de centrale verdedigers vaak de spits die uitzakt tussen de linies, waardoor er grote ruimtes in de laatste lijn ontstaan. 2. Bij 1:4:4:2 vierkant vs 1:4:3:3 hoog druk gaat de bal naar de back. De ‘tien’ aan de kant van de bal beweegt naar de zijkant. Wat moet bij Erwin van de Looi de tweede ‘tien’ in deze situatie doen? Het veld breed houden aan de andere kant. Overkomen naar het centrum om daar aanspeelbaar te worden. Tussen de centrale middenvelders inzakken om daar het overtal te creëren. 3. Waarom is het lastig om met 1:4:4:2 ruit onder hoge druk van 1:4:3:3 uit te komen volgens Erwin van de Looi? Deze situatie eindigt vaak met dat de tegenstander overal 1:1 gaat staan, waardoor er eigenlijk geen vrije speler meer is. Vandaar dat je in dit scenario het beste kunt kiezen voor een lange bal van achteruit. Je spitsen staan immers 1:1 tegen de centrale verdedigers van de tegenpartij. De twee centrale verdedigers worden in het centrum vastgezet door de spits en de aanvallende middenvelder van de tegenpartij. In de as kun je dus niet meteen een overtal maken. Vandaar dat de backs eerst nodig zijn. Doordat de tegenstander contra doorstapt, zijn alle opties aan de kant van de bal afgedekt en is er druk op de bal. De bal zal dus eerst verplaatst moeten worden naar de andere kant om op te kunnen bouwen. Terug naar: Tussentoets 2b (1:4:4:2 tegen 1:4:3:3)