Ga naar hoofdinhoud

Eindtoets formaties quiz

Meld je aan voor de cursus voordat je met deze test begint.
  1. 1. Hoe kijkt Meijer naar de relatie tussen spelprincipes en -patronen?

  2. 2. Wat is bij 1:4:4:2 ruit tegen 1:5:3:2 zone een mooie optie om tot kansen te komen volgens Erwin van de Looi?

  3. 3. Vorig seizoen speelde NEC vaak 1:5:3:2 met één controleur en beide spitsen onder elkaar. Dit seizoen kiest NEC – als ze met vijf verdedigers spelen – vaak voor twee centrale middenvelders in plaats van één controleur. Wat is een voordeel van die eerste formatie (seizoen 20-21) ten opzichte van die tweede (seizoen 21-22)?

  4. 4. Meijer vindt het een groot voordeel dat binnen 1:5:3:2 en 1:5:2:3 duidelijk is welke speler vast aan de buitenkant speelt, namelijk de wingback.

  5. 5. Het team van Ulderink bouwt op vanaf de keeper in 1:4:3:3 met de punt naar achteren op het middenveld. De tegenstander zet druk in 1:4:4:2 met de middenvelders in een kom. Als de controleur niet kan worden aangespeeld, welke rol kan hij dan toch vervullen?

  6. 6. Wat bepaalt volgens Meijer hoe je van vijf achterop naar vier achterop gaat?

  7. 7. Tegen een laag blok wil Meijer dat de wingbacks hoog aan de zijlijn spelen, dicht tegen de buitenspellijn aan.

  8. 8. Wat doet Erwin van de Looi bij 1:4:4:2 vierkant vs 1:4:4:2-zone graag als de tegenstander kwalitatief veel minder is?

  9. 9. Wat is de eerste manier waarop Erwin van de Looi probeert een overtal te creëren bij 1:4:4:2 ruit vs 1:4:4:2 hoog?

  10. 10. Welke optie om van vijf naar vier achterop te gaan vindt Meijer voor zijn selectie minder geschikt?

  11. 11. De tegenstander zet met drie man voorop hoog druk en kantelt met de buitenspeler aan de contrakant naar binnen. De gele speler in de spotlight wordt de vrije man. Stel dat het opbouwende team hem direct of indirect weet te bereiken. Wat is dan volgens Ulderink belangrijk in de manier waarop hij positie kiest?

  12. 12. In 1:5:2:3 tegen 1:5:4:1 vlak kan de wingback de wingback van de tegenstander naar voren lokken door wat uit te zakken. Zo komen de spits en twee binnenspelers in een grotere ruimte 1:1 te staan.

  13. 13. Je speelt zelf in 1:5:2:3 en de tegenstander zet druk vanuit een smalle 1:4:3:3 met de punt naar voren. Je bereikt een vrije centrale middenvelder en de tegenstander stapt door met een controlerende middenvelder. Wie komt er vrij?

  14. 14. Wat is de rol van de buitenste middenvelders van het team van Erwin van de Looi wanneer hij 1:4:4:2 vlak vs 1:4:4:2- zone speelt?

  15. 15. Waarom moeten de backs goed laag positie kiezen bij 1:4:4:2 vierkant tegen 1:5:3:2 hoog druk volgens Erwin van de Looi?

  16. 16. Het NEC van Rogier Meijer bouwt op in 1:5:2:3. De tegenstander zet druk vanuit 1:4:3:3 met de punt naar voren op het middenveld en gebruikt de buitenspelers heel centraal en hoog. De tegenstander stapt vroegtijdig back-op-wingback door. Waar ligt in principe de vrije man?

  17. 17. Wat is belangrijk om een 1:4:3:3 met mandekking uit te spelen, wanneer het eigen team aanvalt vanuit 1:4:4:2 ruit volgens Erwin van de Looi?

  18. 18. Een tegenstander is vaak beter in staat om ballen vanaf de zijkant naar de spits(en) of aanvallende middenvelder(s) te verdedigen dan wanneer die passes vanaf de centrale verdedigers komen.

  19. 19. Rogier Meijer spreekt binnen 1:5:2:3 van de mogelijkheid om ergens op het veld een 4:2-situatie te creëren en uit te buiten tegen een vlakke 1:4:4:2. Waar is dat?

  20. 20. Hoe noemt Rogier Meijer de twee spelers in de spotlights?

Terug naar: Eindtoets formaties