Eindtoets formaties quiz Meld je aan voor de cursus voordat je met deze test begint. 1. Wat verwacht Rogier Meijer in deze situatie vooral van de drie spelers in de spotlights? Tegengesteld bewegen. Diepgang. Tussen de linies spelen. 2. Stel, het team van Erwin van de Looi valt aan vanuit 1:4:4:2 vlak en de tegenstander verdedigt vanuit 1:4:3:3 in de zone. De tegenstander houdt de as goed dicht. Welke speler zal het elftal van Van de Looi nu proberen te bereiken? De centrale middenvelders. Deze zijn vaak wel in staat om de bal tussen de linies door te spelen op de ‘tienen’, ook als de tegenstander erg compact staat. De backs. Deze zijn immers vrij en worden ze bereikt dan kunnen er loopacties achter de laatste lijn gemaakt worden. De spitsen. Houdt de tegenstander de as erg goed dicht, dan moet er soms iets opportunistischer gespeeld worden. 3. Waarom gaan de backs van Erwin van de Looi lager staan bij 1:4:4:2 vlak vs 1:4:4:2 hoog? De backs gaan juist hoger staan om zo ruimte te maken voor een uitzakkende centrale middenvelder. De backs gaan lager staan om zo de buitenste middenvelders van de tegenpartij uit positie te trekken; dit maakt ruimte voor de tienen. De centrale verdedigers worden vastgezet door de twee spitsen, dus in het centrum kun je geen overtal creëren. 4. Wat moeten de backs doen als het elftal van Erwin van de Looi opbouwt vanuit 1:4:4:2 vlak en de tegenstander hoog druk zet vanuit 1:4:3:3? Eén back gaat lager staan en de andere back kiest positie aan de binnenkant. Hierdoor worden de buitenspelers van de tegenpartij uit positie getrokken, waardoor de buitenste middenvelders vrij kunnen komen. Deze moeten lager gaan staan. De tegenstander zet hoog druk en zal dus waarschijnlijk met de ‘10’ doorstappen, waardoor beide centrale verdedigers worden afgedekt. Deze moeten hoog gaan staan. We hebben immers al een 2:1 met de twee centrale verdedigers tegen de spits van de tegenpartij. De backs zijn dus niet nodig in de eerste fase van de opbouw. 5. In vergelijking met de opbouw tegen 1:4:4:2 in een ruit ligt er tegen 1:4:4:2 in een kom in eerste instantie meer ruimte aan de zijkant, om daar een 4:3-situatie te creëren. Waar Niet waar 6. Vorig seizoen speelde NEC vaak 1:5:3:2 met één controleur en beide spitsen onder elkaar. Dit seizoen kiest NEC – als ze met vijf verdedigers spelen – vaak voor twee centrale middenvelders in plaats van één controleur. Wat is een voordeel van die eerste formatie (seizoen 20-21) ten opzichte van die tweede (seizoen 21-22)? Het stelt NEC in staat een extra aanvallend ingestelde speler op te stellen hoog in de as van het veld. Er is meer controle achter de bal als NEC aanvalt waardoor het team na balverlies minder snel in de problemen komt. Deze speler speelt een belangrijk rol als een wingback de bal krijgt, waardoor hij als verbindingsspeler kan fungeren. 7. Tegen mandekking draait het continu om positie kiezen tussen de linies. Waar Niet waar 8. In 1:5:2:3 tegen 1:5:4:1 vlak kan de wingback de wingback van de tegenstander naar voren lokken door wat uit te zakken. Zo komen de spits en twee binnenspelers in een grotere ruimte 1:1 te staan. Waar Niet waar 9. Welke formaties hanteerde Rogier Meijer vooral met NEC in de afgelopen anderhalf jaar? Vorig seizoen in de KKD 1:5:3:2 met de punt naar achteren, in de Eredivisie 1:4:3:3 en 1:5:2:3 Vorig seizoen in de KKD 1:4:3:3, dit seizoen afwisselend 1:5:3:2 met de punt naar voren en 1:5:2:3 Vorig seizoen in de KKD 1:5:2:3, dit seizoen afwisselend 1:5:3:2 met de punt naar voren en 1:4:3:3 Vorig seizoen in de KKD 1:5:3:2 met de punt naar voren, dit seizoen afwisselend 1:5:3:2 met de punt naar achteren en 1:5:2:3 10. Waarom moeten de backs goed laag positie kiezen bij 1:4:4:2 vierkant tegen 1:5:3:2 hoog druk volgens Erwin van de Looi? De backs worden vaal onder druk gezet door de middenvelders van de tegenpartij en door laag positie te kiezen wordt de ruimte groter. De backs worden vaak onder druk gezet door de vleugelverdedigers van de tegenpartij en door laag positie te kiezen, wordt de ruimte groter. De centrale verdedigers worden vaak vastgezet door de spitsen, door de back laag te zetten moet de spits kiezen tussen de centrale verdediger en de back. 11. Wat vindt Meijer GEEN voordeel van een 3+2-opbouw vergeleken met een 3+1-opbouw Meer spelers hoog en centraal om voor het doel op te duiken Betere verbindingen naar de as als een wingback de bal ontvangt Een betere restverdediging als de bal voorin is Meer afspeelmogelijkheden vanaf de centrale verdedigers 12. Wat doet Erwin van de Looi bij 1:4:4:2 vierkant vs 1:4:4:2-zone graag als de tegenstander kwalitatief veel minder is? Eén van de centrale middenvelders schuift door, waardoor het elftal met drie ‘tienen’ gaat spelen. De backs gaan hoger staan zodat de buitenspelers positie kunnen kiezen tussen de linies. Eén spits zakt tussen de linies om zo met drie ‘tienen’ te gaan spelen. 13. Om voor verrassing te zorgen, moeten er altijd meerdere spelers tegelijkertijd diepgaan. Evenzo moeten er altijd meerdere spelers tegelijkertijd in de bal spelen. Waar Niet waar 14. Waarom vindt Erwin van de Looi het prettig als teams 1:4:3:3 mandekking gebruiken om op eigen helft een 1:4:4:2 vlak te verdedigen? De loopactie van de buitenste middenvelders naar binnen toe trekt de tegenstanders mee, waardoor er aan de zijkant alle ruimte ligt voor de backs. Het zorgt ervoor dat zijn team zowel een overtal achterin als op het middenveld heeft, waardoor zijn spelprincipes vanzelf tot uiting komen. In dit scenario volgen de centrale verdedigers vaak de spits die uitzakt tussen de linies, waardoor er grote ruimtes in de laatste lijn ontstaan. 15. Het team van Ulderink bouwt op vanaf de keeper in 1:4:3:3 met de punt naar achteren op het middenveld. De tegenstander zet druk in 1:4:4:2 met de middenvelders in een kom. Als de controleur niet kan worden aangespeeld, welke rol kan hij dan toch vervullen? Zorgen dat de 9 en 10 van de tegenstander verder naar elkaar toe komen te spelen, waardoor er meer ruimte komt voor de centrale verdedigers om in te dribbelen en vooruit te passen. Uitzakken om een 3:2-situatie te creëren tegen de 9 en 10 van de tegenstander. Als extra aanvallende middenvelder fungeren om daar een 3:2-situatie te creëren tegen de twee centrale middenvelders van de tegenstander. 16. Wat is de eerste manier waarop Erwin van de Looi probeert een overtal te creëren bij 1:4:4:2 ruit vs 1:4:4:2 hoog? Eén back gaat lager staan en een centrale verdediger beweegt naar binnen. Hierdoor ontstaat een 3:2 situatie achterin. De controlerende middenvelder zakt uit. Reageert de tegenstander hier niet op, dan ontstaat een 3:2-situatie achterin. De backs gaan lager staan zodat achterin het overtal 4:2 ontstaat tegen de twee spitsen van de tegenpartij. 17. Waar proberen de ‘tienen’ van het team van Erwin van de Looi zich te positioneren bij 1:4:4:2 vierkant vs 1:4:4:2 vlak? In het vierkant tussen de twee spitsen en twee centrale middenvelders. In het vierkant tussen de twee centrale verdedigers en twee centrale middenvelders. In het vierkant tussen de centrale middenvelder, centrale verdediger, back en buitenste middenvelder. 18. Het team van Ulderink bouwt op in 1:4:3:3 met de punt naar voren op het middenveld. De tegenstander zet hoog druk vanuit 1:4:4:2 met de middenvelders in een ruit. Waar ligt in eerste instantie vaak de ruimte tegen deze manier van pressen? Aan de zijkant. De back is vrij. De kunst is om van daaruit de oplossingen vooruit en/of richting de as te vinden. In de as. Ook als de buitenste middenvelders van de tegenstander behoorlijk centraal spelen, is daar een overtal drie-tegen-twee. Door de lucht. De tegenstander zet risicovol druk, dus loont het om over die druk heen te spelen en te strijden om de tweede bal. 19. Wat zegt Meijer over de ideale positie van de binnenspeler tegen een viermansdefensie als de bal bij de wingback is en hij tijd en ruimte heeft om vooruit te spelen? Hij staat in de halfspace, tussen de back en centrale verdediger in, in de rug van de controlerende middenvelder aan de balkant. Hij komt over naar de zijlijn om daar een 2:1 te creëren tegen de back van de tegenstander. Hij zakt uit, komt onder de bal en kan zo de bal ontvangen, opendraaien en iemand diep sturen aan de contrakant. 20. Meijer vindt het een groot voordeel dat binnen 1:5:3:2 en 1:5:2:3 duidelijk is welke speler vast aan de buitenkant speelt, namelijk de wingback. Waar Niet waar Terug naar: Eindtoets formaties