Eindtoets formaties quiz Meld je aan voor de cursus voordat je met deze test begint. 1. Wat bepaalt volgens Meijer hoe je van vijf achterop naar vier achterop gaat? De specifieke kwaliteiten van de spelers: zij moeten zich comfortabel voelen op de plek waarop ze terechtkomen Jouw visie als trainer: je hebt een bepaald idee over voetballen en de spelers moeten zich daarnaar schikken De formatie: speel je met de punt naar achteren, naar voren of met een vierkant, dan maakt dat een groot verschil 2. Wat verwacht Meijer van de wingbacks als je vanuit 1:5:3:2 of 1:5:2:3 speelt tegen driemansdruk? Spelen met de ruimte en spelen met de tegenstander Hoog aan de zijlijn spelen, omdat er geen ruimte is om uit te zakken Ver uitzakken, om de buitenspelers van de tegenstander uit elkaar te trekken 3. Waarom is het lastig om met 1:4:4:2 ruit onder hoge druk van 1:4:3:3 uit te komen volgens Erwin van de Looi? Doordat de tegenstander contra doorstapt, zijn alle opties aan de kant van de bal afgedekt en is er druk op de bal. De bal zal dus eerst verplaatst moeten worden naar de andere kant om op te kunnen bouwen. Deze situatie eindigt vaak met dat de tegenstander overal 1:1 gaat staan, waardoor er eigenlijk geen vrije speler meer is. Vandaar dat je in dit scenario het beste kunt kiezen voor een lange bal van achteruit. Je spitsen staan immers 1:1 tegen de centrale verdedigers van de tegenpartij. De twee centrale verdedigers worden in het centrum vastgezet door de spits en de aanvallende middenvelder van de tegenpartij. In de as kun je dus niet meteen een overtal maken. Vandaar dat de backs eerst nodig zijn. 4. Geel bouwt op in 1:4:3:3 met de punt naar achteren op het middenveld. Blauw speelt mandekking, houdt +1 achterin en laat de spits een-tegen-twee drukzetten. De linker centrale verdediger heeft de bal. Wat moet de gele linksback volgens Ulderink nu in elk geval niet doen? Richting de as bewegen. Zo neemt hij zijn man mee en is er minder ruimte voor de linker centrale verdediger om oplossingen vooruit te zoeken. Ver uitzakken. Zo trekt hij de rechtsvoor met zich mee, die zo dichter bij de bal uitkomt en wellicht druk op de bal kan ontwikkelen. Hoger aan de zijlijn gaan spelen. Daar speelt de buitenspeler al en zo loopt hij de ruimtes voor hem alleen maar dicht omdat hij zijn man meeneemt. 5. Wat doet Erwin van de Looi bij 1:4:4:2 vierkant vs 1:4:4:2-zone graag als de tegenstander kwalitatief veel minder is? De backs gaan hoger staan zodat de buitenspelers positie kunnen kiezen tussen de linies. Eén van de centrale middenvelders schuift door, waardoor het elftal met drie ‘tienen’ gaat spelen. Eén spits zakt tussen de linies om zo met drie ‘tienen’ te gaan spelen. 6. In vergelijking met de opbouw tegen 1:4:4:2 in een ruit ligt er tegen 1:4:4:2 in een kom in eerste instantie meer ruimte aan de zijkant, om daar een 4:3-situatie te creëren. Correct Fout 7. Waarom vindt Erwin van de Looi het prettig als teams 1:4:3:3 mandekking gebruiken om op eigen helft een 1:4:4:2 vlak te verdedigen? De loopactie van de buitenste middenvelders naar binnen toe trekt de tegenstanders mee, waardoor er aan de zijkant alle ruimte ligt voor de backs. Het zorgt ervoor dat zijn team zowel een overtal achterin als op het middenveld heeft, waardoor zijn spelprincipes vanzelf tot uiting komen. In dit scenario volgen de centrale verdedigers vaak de spits die uitzakt tussen de linies, waardoor er grote ruimtes in de laatste lijn ontstaan. 8. Waar proberen de ‘tienen’ van het team van Erwin van de Looi zich te positioneren bij 1:4:4:2 vierkant vs 1:4:4:2 vlak? In het vierkant tussen de twee centrale verdedigers en twee centrale middenvelders. In het vierkant tussen de centrale middenvelder, centrale verdediger, back en buitenste middenvelder. In het vierkant tussen de twee spitsen en twee centrale middenvelders. 9. Wat verwacht Rogier Meijer in deze situatie vooral van de drie spelers in de spotlights? Tegengesteld bewegen. Diepgang. Tussen de linies spelen. 10. Wat is de eerste manier waarop Erwin van de Looi probeert een overtal te creëren bij 1:4:4:2 ruit vs 1:4:4:2 hoog? De controlerende middenvelder zakt uit. Reageert de tegenstander hier niet op, dan ontstaat een 3:2-situatie achterin. De backs gaan lager staan zodat achterin het overtal 4:2 ontstaat tegen de twee spitsen van de tegenpartij. Eén back gaat lager staan en een centrale verdediger beweegt naar binnen. Hierdoor ontstaat een 3:2 situatie achterin. 11. Wat doet Erwin van de Looi als zijn elftal speelt vanuit een 1:4:4:2 vlak en het overtal in de opbouw erg gemakkelijk uitspeelt tegen een tegenstander die verdedigt vanuit 1:5:3:2 in de zone? Eén van de controlerende middenvelders zakt uit naar de zijkant, zodat de back aan die kant nog hoger kan gaan spelen. Eén van de zessen gaat hoger staan. Het elftal speelt hierdoor met drie ‘tienen’ en behoudt achterin het overtal 3:2. Van de Looi heeft in deze e-learning niets gezegd over deze situatie. 12. Waarom is het positie kiezen van de centrale middenvelder (de ‘zes’) enorm belangrijk bij 1:4:4:2 vierkant tegen 1:4:3:3 mandekking? Aangezien zij worden gedekt door een directe tegenstander, moeten zij wegbewegen van de bal om zo ruimte te maken voor andere spelers. Doordat zij gedekt worden door een directe tegenstander, zijn ze vaak niet aanspeelbaar van achteruit. Vandaar dat zij zich zo moeten opstellen dat ze steeds als derde man bereikt kunnen worden. De centrale middenvelders worden afgedekt. Kiezen zij niet goed positie, dan blokkeren zij de passlijnen naar onze ‘tienen’ tussen de linies. 13. Het NEC van Rogier Meijer bouwt op in 1:5:2:3. De tegenstander zet druk vanuit 1:4:3:3 met de punt naar voren op het middenveld en gebruikt de buitenspelers heel centraal en hoog. De tegenstander stapt vroegtijdig back-op-wingback door. Waar ligt in principe de vrije man? Centraal op het middenveld (twee-tegen-een). In de hoek achter de uitstappende back. Centraal achterin (drie-tegen-twee). 14. Wat vindt Meijer GEEN voordeel van een 3+2-opbouw vergeleken met een 3+1-opbouw Meer spelers hoog en centraal om voor het doel op te duiken Betere verbindingen naar de as als een wingback de bal ontvangt Een betere restverdediging als de bal voorin is Meer afspeelmogelijkheden vanaf de centrale verdedigers 15. Volgens Erwin van de Looi moet je altijd blijven investeren in een goede veldbezetting. Waarom? Door grote afstanden te maken, begint er vanzelf een tegenstander te twijfelen waardoor hij te laat is. Hierdoor kan je een vrije speler in de buurt van de bal creëren. Er is tijdens de opbouw altijd een kans dat je de bal verliest. Door in balbezit al te investeren in een goede veldbezetting zorg je ervoor dat je goed staat en niet meteen in de omschakeling tegen problemen aanloopt. Op deze manier dwing je de tegenstander hard te moeten werken om je onder druk te houden. Hierdoor ontstaat er vaak ruimte aan de andere kant van het veld. 16. Rogier Meijer spreekt binnen 1:5:2:3 van de mogelijkheid om ergens op het veld een 4:2-situatie te creëren en uit te buiten tegen een vlakke 1:4:4:2. Waar is dat? Centraal op het middenveld, met de centrale middenvelders en binnenspelers tegen de twee centrale middenvelders van de tegenstander. Aan de zijkant, met de centrale verdediger, wingback, centrale middenvelder en binnenspeler aan die kant tegen de back en buitenste middenvelder van de tegenpartij. Centraal achterin, door met één centrale middenvelder hoger te gaan spelen. Met de drie centrale verdedigers en controleur dus, tegen de 9 en 10 van de tegenstander. 17. Wat is bij 1:4:4:2 ruit tegen 1:5:3:2 zone een mooie optie om tot kansen te komen volgens Erwin van de Looi? De bal vanaf een hoge back terugbrengen naar de as. De bal vanaf de centrale middenvelder achter de verdediging. De lage voorzet van de hoogstaande back met een goede bezetting voor het doel. 18. Welke basisformatie behoort volgens Meijer niet tot de vijf meest gebruikte in 1:5:3:2 en 1:5:2:3? 1:5:3:2 met een vlak middenveld 1:5:3:2 met de punt naar achteren 1:5:3:2 met de punt naar voren 1:5:2:3 met een vierkant 19. Bij 1:4:4:2 vierkant vs 1:4:3:3 hoog druk gaat de bal naar de back. De ‘tien’ aan de kant van de bal beweegt naar de zijkant. Wat moet bij Erwin van de Looi de tweede ‘tien’ in deze situatie doen? Het veld breed houden aan de andere kant. Tussen de centrale middenvelders inzakken om daar het overtal te creëren. Overkomen naar het centrum om daar aanspeelbaar te worden. 20. Vorig seizoen speelde NEC vaak 1:5:3:2 met één controleur en beide spitsen onder elkaar. Dit seizoen kiest NEC – als ze met vijf verdedigers spelen – vaak voor twee centrale middenvelders in plaats van één controleur. Wat is een voordeel van die eerste formatie (seizoen 20-21) ten opzichte van die tweede (seizoen 21-22)? Het stelt NEC in staat een extra aanvallend ingestelde speler op te stellen hoog in de as van het veld. Er is meer controle achter de bal als NEC aanvalt waardoor het team na balverlies minder snel in de problemen komt. Deze speler speelt een belangrijk rol als een wingback de bal krijgt, waardoor hij als verbindingsspeler kan fungeren. Terug naar: Eindtoets formaties