Eindtoets formaties quiz Meld je aan voor de cursus voordat je met deze test begint. 1. Welke basisformatie behoort volgens Meijer niet tot de vijf meest gebruikte in 1:5:3:2 en 1:5:2:3? 1:5:3:2 met een vlak middenveld 1:5:3:2 met de punt naar achteren 1:5:3:2 met de punt naar voren 1:5:2:3 met een vierkant 2. Waarom vindt Andries Ulderink het zo lastig om aan te vallen tegen een tegenstander die 1:5:3:2 speelt op eigen helft? Beide halfspaces zijn dubbel bezet. Dat gebeurt door de buitenste centrale verdedigers en de buitenste centrale middenvelders. Vanuit 1:4:3:3 heb je centraal achterin geen overtal tegen de 9 en 10 van de tegenstander, waardoor je moeilijk aan het voetballen komt. De back en buitenspeler aan een kant worden vaak eenvoudig opgevangen door de wingback en buitenste centrale middenvelder. 3. Het NEC van Rogier Meijer bouwt op in 1:5:2:3. De tegenstander zet druk vanuit 1:4:3:3 met de punt naar voren op het middenveld en gebruikt de buitenspelers heel centraal en hoog. De tegenstander stapt vroegtijdig back-op-wingback door. Waar ligt in principe de vrije man? Centraal op het middenveld (twee-tegen-een). In de hoek achter de uitstappende back. Centraal achterin (drie-tegen-twee). 4. Hoe kijkt Meijer naar de relatie tussen spelprincipes en -patronen? Spelprincipes zijn grover en vormen de basis, spelpatronen geven vooral richting in specifieke situaties Spelprincipes zijn in feite een afgeleide van spelpatronen; principes maken situaties een stuk concreter en tastbaarder voor spelers Spelprincipes en spelpatronen zijn tegenpolen; spelers maken in het veld keuzes volgens de spelprincipes óf de spelpatronen van het team Spelpatronen is in feite een synoniem van spelprincipes; beide gaan over het aanreiken van algemene handvatten aan spelers voor de keuzes die ze maken 5. Waar proberen de ‘tienen’ van het team van Erwin van de Looi zich te positioneren bij 1:4:4:2 vierkant vs 1:4:4:2 vlak? In het vierkant tussen de twee spitsen en twee centrale middenvelders. In het vierkant tussen de centrale middenvelder, centrale verdediger, back en buitenste middenvelder. In het vierkant tussen de twee centrale verdedigers en twee centrale middenvelders. 6. Stel, het team van Erwin van de Looi valt aan vanuit 1:4:4:2 vlak en de tegenstander verdedigt vanuit 1:4:3:3 in de zone. De tegenstander houdt de as goed dicht. Welke speler zal het elftal van Van de Looi nu proberen te bereiken? De spitsen. Houdt de tegenstander de as erg goed dicht, dan moet er soms iets opportunistischer gespeeld worden. De backs. Deze zijn immers vrij en worden ze bereikt dan kunnen er loopacties achter de laatste lijn gemaakt worden. De centrale middenvelders. Deze zijn vaak wel in staat om de bal tussen de linies door te spelen op de ‘tienen’, ook als de tegenstander erg compact staat. 7. In deze afbeelding verdedigt blauw in een laag blok in 1:5:4:1 in de zone. Bij geel zakt een van de twee centrale middenvelders uit in de laatste lijn. Wat zegt Ulderink hierover in de cursus? Er is al een overtal, maar door er eerst drie-tegen-een van te maken, is er nog steeds een overtal als een van dit drietal van daaruit indribbelt. Zo is de restverdediging ook dan nog goed beschermd. Dit is nooit nodig. Je hebt achterin al een overtal (twee-tegen-een) dus is het in alle gevallen zonde om daar een extra speler naartoe te halen. Je hebt hem op het middenveld veel harder nodig. Door uit te zakken, lok je hoogstwaarschijnlijk de linker centrale middenvelder van de tegenstander naar voren. Dit opent ruimtes die andere spelers kunnen bespelen. 8. Wat doet Erwin van de Looi bij een 1:4:4:2 ruit als hij niet zou beschikken over twee backs die hoog op het veld kunnen spelen? Aan de ene kant gaat de back hoog spelen en aan de andere kant houdt de ‘tien’ het veld breed terwijl één van de spitsen tussen de linies zakt, om zo in een asymmetrische formatie uit te komen. Aan de ene kant gaat de back hoog spelen en aan de andere kant houdt één van de spitsen het veld breed om zo in een asymmetrische formatie uit te komen. Aan de ene kant gaat de back hoog spelen en de buitenste ruit middenvelder houdt het veld daar breed om zo in een asymmetrische formatie uit te komen. 9. Vorig seizoen speelde NEC vaak 1:5:3:2 met één controleur en beide spitsen onder elkaar. Dit seizoen kiest NEC – als ze met vijf verdedigers spelen – vaak voor twee centrale middenvelders in plaats van één controleur. Wat is een voordeel van die eerste formatie (seizoen 20-21) ten opzichte van die tweede (seizoen 21-22)? Het stelt NEC in staat een extra aanvallend ingestelde speler op te stellen hoog in de as van het veld. Er is meer controle achter de bal als NEC aanvalt waardoor het team na balverlies minder snel in de problemen komt. Deze speler speelt een belangrijk rol als een wingback de bal krijgt, waardoor hij als verbindingsspeler kan fungeren. 10. Welke optie om van vijf naar vier achterop te gaan vindt Meijer voor zijn selectie minder geschikt? De middelste centrale verdediger schuift door en speelt als controlerende middenvelder Een van de twee buitenste centrale verdedigers schuift in richting het middenveld, de wingback aan die kant zakt uit Een van de twee buitenste centrale verdedigers wijkt uit richting de zijlijn, de wingback aan die kant speelt veel hoger en de middelste centrale verdediger zakt schuin uit 11. Waarom vindt Erwin van de Looi het prettig als teams 1:4:3:3 mandekking gebruiken om op eigen helft een 1:4:4:2 vlak te verdedigen? In dit scenario volgen de centrale verdedigers vaak de spits die uitzakt tussen de linies, waardoor er grote ruimtes in de laatste lijn ontstaan. De loopactie van de buitenste middenvelders naar binnen toe trekt de tegenstanders mee, waardoor er aan de zijkant alle ruimte ligt voor de backs. Het zorgt ervoor dat zijn team zowel een overtal achterin als op het middenveld heeft, waardoor zijn spelprincipes vanzelf tot uiting komen. 12. Tegen mandekking draait het continu om positie kiezen tussen de linies. Waar Niet waar 13. Waarom moeten de backs goed laag positie kiezen bij 1:4:4:2 vierkant tegen 1:5:3:2 hoog druk volgens Erwin van de Looi? De backs worden vaal onder druk gezet door de middenvelders van de tegenpartij en door laag positie te kiezen wordt de ruimte groter. De backs worden vaak onder druk gezet door de vleugelverdedigers van de tegenpartij en door laag positie te kiezen, wordt de ruimte groter. De centrale verdedigers worden vaak vastgezet door de spitsen, door de back laag te zetten moet de spits kiezen tussen de centrale verdediger en de back. 14. Rogier Meijer spreekt binnen 1:5:2:3 van de mogelijkheid om ergens op het veld een 4:2-situatie te creëren en uit te buiten tegen een vlakke 1:4:4:2. Waar is dat? Centraal op het middenveld, met de centrale middenvelders en binnenspelers tegen de twee centrale middenvelders van de tegenstander. Aan de zijkant, met de centrale verdediger, wingback, centrale middenvelder en binnenspeler aan die kant tegen de back en buitenste middenvelder van de tegenpartij. Centraal achterin, door met één centrale middenvelder hoger te gaan spelen. Met de drie centrale verdedigers en controleur dus, tegen de 9 en 10 van de tegenstander. 15. Meijer vindt het een groot voordeel dat binnen 1:5:3:2 en 1:5:2:3 duidelijk is welke speler vast aan de buitenkant speelt, namelijk de wingback. Waar Niet waar 16. Welke voordelen benoemt Erwin van de Looi bij 1:4:4:2 ruit tegen 1:4:3:3 zone als de ‘6’ aan de bal komt in de opbouw? De ‘6’ heeft kortere passlijnen tot de spelers tussen de linies dan de centrale verdediger. Vandaar dat hij deze spelers makkelijker kan bereiken. Daarnaast zijn de centrale middenvelders van de tegenpartij nu eerder geneigd om uit te stappen waardoor je toch een overtal in de as kunt creëren. De ‘6’ heeft kortere passlijnen tot de spelers tussen de linies dan de centrale verdediger, vandaar dat hij deze spelers makkelijker kan bereiken. Daarnaast kan hij vanuit zijn positie goed ballen achter de defensie spelen. De centrale middenvelders van de tegenpartij nu eerder geneigd om uit te stappen waardoor je toch een overtal in de as kunt creëren. Daarnaast kan de ‘6’ vanuit zijn positie goed ballen achter de defensie spelen. 17. Wat verwacht Meijer van de wingbacks als je vanuit 1:5:3:2 of 1:5:2:3 speelt tegen driemansdruk? Spelen met de ruimte en spelen met de tegenstander Hoog aan de zijlijn spelen, omdat er geen ruimte is om uit te zakken Ver uitzakken, om de buitenspelers van de tegenstander uit elkaar te trekken 18. Wat is de rol van de buitenste middenvelders van het team van Erwin van de Looi wanneer hij 1:4:4:2 vlak vs 1:4:4:2- zone speelt? Zij houden het veld breed om zo ruimte te maken voor de back om aan de binnenkant op te komen. De linkermiddenvelder blijft breed aan de zijlijn en de rechtermiddenvelder komt naar binnen om zo een asymmetrische 1:4:4:2 te creëren. Zij komen tussen de linies te spelen, zodat indien mogelijk de backs hoog aan de zijkant positie kunnen kiezen. 19. Wat is de eerste manier waarop Erwin van de Looi probeert een overtal te creëren bij 1:4:4:2 ruit vs 1:4:4:2 hoog? Eén back gaat lager staan en een centrale verdediger beweegt naar binnen. Hierdoor ontstaat een 3:2 situatie achterin. De controlerende middenvelder zakt uit. Reageert de tegenstander hier niet op, dan ontstaat een 3:2-situatie achterin. De backs gaan lager staan zodat achterin het overtal 4:2 ontstaat tegen de twee spitsen van de tegenpartij. 20. Wat bepaalt volgens Meijer hoe je van vijf achterop naar vier achterop gaat? De specifieke kwaliteiten van de spelers: zij moeten zich comfortabel voelen op de plek waarop ze terechtkomen Jouw visie als trainer: je hebt een bepaald idee over voetballen en de spelers moeten zich daarnaar schikken De formatie: speel je met de punt naar achteren, naar voren of met een vierkant, dan maakt dat een groot verschil Terug naar: Eindtoets formaties