Eindtoets kopie (voor de zekerheid 7 vragen) quiz Meld je aan voor de cursus voordat je met deze test begint. 1. Wat moeten de backs doen als het elftal van Erwin van de Looi opbouwt vanuit 1:4:4:2 vlak en de tegenstander hoog druk zet vanuit 1:4:3:3? Deze moeten hoog gaan staan. We hebben immers al een 2:1 met de twee centrale verdedigers tegen de spits van de tegenpartij. De backs zijn dus niet nodig in de eerste fase van de opbouw. Deze moeten lager gaan staan. De tegenstander zet hoog druk en zal dus waarschijnlijk met de ‘10’ doorstappen, waardoor beide centrale verdedigers worden afgedekt. Eén back gaat lager staan en de andere back kiest positie aan de binnenkant. Hierdoor worden de buitenspelers van de tegenpartij uit positie getrokken, waardoor de buitenste middenvelders vrij kunnen komen. 2. Stel, het elftal van Erwin van de Looi bouwt op vanuit 1:4:4:2 ruit. De tegenstander zet hoog druk vanuit 1:5:3:2. De bal gaat naar de back en de vleugelverdediger van de tegenpartij stapt uit. Welke keuze moet er nu gemaakt worden volgens Van de Looi? De bal moet terug naar de keeper. Deze kan de vrij back aan de andere kant bereiken. De bal moet langs de lijn richting de middenvelder gespeeld worden. Deze beweegt vanuit de rug van de tegenstander naar de zijkant van het veld toe. De back moet vooral proberen diep te spelen. Immers, het hele centrum van de tegenpartij is uit elkaar gespeeld en er liggen grote ruimtes. 3. Stel, het team van Erwin van de Looi valt aan vanuit 1:4:4:2 vlak en de tegenstander verdedigt vanuit 1:4:3:3 in de zone. De tegenstander houdt de as goed dicht. Welke speler zal het elftal van Van de Looi nu proberen te bereiken? De backs. Deze zijn immers vrij en worden ze bereikt dan kunnen er loopacties achter de laatste lijn gemaakt worden. De centrale middenvelders. Deze zijn vaak wel in staat om de bal tussen de linies door te spelen op de ‘tienen’, ook als de tegenstander erg compact staat. De spitsen. Houdt de tegenstander de as erg goed dicht, dan moet er soms iets opportunistischer gespeeld worden. 4. Wat is de eerste manier waarop Erwin van de Looi probeert een overtal te creëren bij 1:4:4:2 ruit vs 1:4:4:2 hoog? De controlerende middenvelder zakt uit. Reageert de tegenstander hier niet op, dan ontstaat een 3:2-situatie achterin. Eén back gaat lager staan en een centrale verdediger beweegt naar binnen. Hierdoor ontstaat een 3:2 situatie achterin. De backs gaan lager staan zodat achterin het overtal 4:2 ontstaat tegen de twee spitsen van de tegenpartij. 5. Wat doet Erwin van de Looi als zijn elftal speelt vanuit een 1:4:4:2 vlak en het overtal in de opbouw erg gemakkelijk uitspeelt tegen een tegenstander die verdedigt vanuit 1:5:3:2 in de zone? Eén van de zessen gaat hoger staan. Het elftal speelt hierdoor met drie ‘tienen’ en behoudt achterin het overtal 3:2. Van de Looi heeft in deze e-learning niets gezegd over deze situatie. Eén van de controlerende middenvelders zakt uit naar de zijkant, zodat de back aan die kant nog hoger kan gaan spelen. 6. Waarom gaan de backs van Erwin van de Looi lager staan bij 1:4:4:2 vlak vs 1:4:4:2 hoog? De centrale verdedigers worden vastgezet door de twee spitsen, dus in het centrum kun je geen overtal creëren. De backs gaan juist hoger staan om zo ruimte te maken voor een uitzakkende centrale middenvelder. De backs gaan lager staan om zo de buitenste middenvelders van de tegenpartij uit positie te trekken; dit maakt ruimte voor de tienen. 7. Wat is belangrijk om een 1:4:3:3 met mandekking uit te spelen, wanneer het eigen team aanvalt vanuit 1:4:4:2 ruit volgens Erwin van de Looi? De ‘6’ moet meteen terugzakken wanneer de centrale verdediger indribbelt om de restverdediging te bewaken. De ‘10’ moet diepgaan achter de laatste linie wanneer de centrale verdediger tijd heeft aan de bal, om zo ruimte te maken voor de spits om aanspeelbaar te worden. De centrale verdediger moet indribbelen, maar niet te hard en niet te snel. Terug naar: Eindtoets kopie (voor de zekerheid 7 vragen)